zondag 5 juni 2016

Hondsbossche en Pettemer Zeewering in Noord-Holland

Na onze fietstocht van het vorige blog heeft het eenvoudigweg aan tijd ontbroken voor het vervolgverhaal van onze logeerdagen in Bergen in maart. Inmiddels is het juni.
Na vele koude en natte voorjaarsdagen en terwijl plaatsen in ons land evenals in Duitsland en Frankrijk nog met forse wateroverlast en overstromingen te kampen hebben, begint de zomer eindelijk haar ware gezicht te laten zien. Ik keer echter nog even terug naar die ontzettend mistige 11e maart, omdat we naar Callantsoog en Petten zijn geweest, waar we in 2014 de transformatie van de Hondsbossche Zeewering hadden aanschouwd: 



Onderweg naar Callantsoog was het zicht vaak nauwelijks 50 meter en na een rondwandeling in het Zwanenwater natuurgebied, die veel stilte maar geen verrassingen opleverde, was de mist nog nauwelijks minder geworden. We gingen toch verder naar de inmiddels voltooide zeewering, omdat we nieuwsgierig waren naar de resultaten. 


Evenals de vorige keer hebben we de auto bij de Harger- en Pettemerputten geparkeerd. Aan deze zijde ziet de dijk er nog hetzelfde uit, maar eenmaal boven is het beeld drastisch gewijzigd. De oude strekdammen zijn onder het zand verdwenen. Onderaan de dijk is er eerst een diepte, die ik als vallei omschreven heb gezien. Dan volgt een breed duin dat net iets lager is dan de landdijk. Op een enkele plaats zijn doorsteekplaatsen gemaakt, waardoor voetgangers het fietspad kunnen bereiken en via de duinen daarachter het strand.


De nieuwe duinen zijn beplant met grassen en aan de zeezijde zijn hagen van wilgentenen ingestoken.



Het strand is heel breed en zal er 's zomers waarschijnlijk heel vrolijk uitzien met vele badgasten, maar nu was er bijna geen kip te bekennen. Heerlijk rustig dus. Maar niet alleen die spreekwoordelijke kip, ook andere dieren hebben we niet gezien en dat is wel een beetje teveel rust! Geen strandlopertjes en zelfs maar een enkele meeuw. Daaraan is volgens mij niet de mist schuldig en ook niet zozeer het vroege jaargetijde, als wel het nog ontbreken van een natuurlijke zeeflora en -fauna. Het strand was opvallend schoon. Wieren en andere plantenresten ontbraken en ook de hoeveelheid schelpen mocht geen naam hebben. De zandsuppletie gaat ver voorbij de waterrand en ik denk dan ook dat de zeebodem nog helemaal geen voedsel levert voor de dieren die daarvan afhankelijk zijn.


Dit kustbeschermingsproject is een jaar geleden voltooid. Hoe lang duurt het voor de natuur hier ook daadwerkelijk zijn draai gevonden heeft? En hoe zal het er dan uitzien?


Aan de landzijde van de dijk is ook het een en ander veranderd, er is gewerkt aan compensatie voor de vogels die voorheen op de voedselrijke strekdammen afkwamen. We hebben even gekeken bij een nieuw watergebied dat noordelijk in de polder is aangelegd, maar daar hebben we op dit moment geen enkele watervogel kunnen ontdekken. Het is natuurlijk ook nog vroeg in het jaar, de meeste trekvogels moeten nog aankomen.


Ook de Putten zijn behoorlijk op de schop gegaan. Een informatiebord van Natuurmonumenten leerde dat in de afgelopen zomer de Putten zijn uitgebaggerd om de waterkwaliteit te verbeteren en te waarborgen, noodzakelijk voor het voortbestaan van de zeldzame riffen palingbrood en ruppia.
Palingbrood is de naam van mosdiertjes, die kolonies vormen die na verloop van jaren zo groot kunnen worden dat er een soort rif ontstaat. Ze leven o.a. in de brakke wateren in Zeeland en voeden zich met plankton. Met Ruppia wordt waarschijnlijk Ruppia Maritima bedoeld, eveneens een brakwaterbewoner. Een zorg rondom de nieuwe kustbescherming in de vorm van de zandopspuitingen, was de verzoeting van het water in deze putten, omdat er geen zout water meer onder de dijk doorsijpelt. Ik trek de conclusie dat het uitbaggeren ook hiermee te maken heeft, maar een uitgebreidere toelichting ontbrak op het informatiepaneel.


In de plas zijn eilandjes aangelegd voor vogels die daar veilig kunnen broeden, foerageren en rusten. Natuurmonumenten hoopt hier o.a. grote sterns mee aan te trekken. Nu ziet het er nog heel onaantrekkelijk uit, maar het schijnt dat de randen van de eilandjes dit jaar nog gaan zakken totdat de stortstenen op de waterlijn liggen. We moeten nog maar eens terugkeren om te kijken of er inderdaad meer (tijdelijke) bewoners dan die ene tureluur van vandaag op deze nieuwe huisvesting afkomen.


Aan de zuidzijde waren de schorren nog bruin en kaal op deze grijze maartse dag. Er scharrelden enkele tureluurs rond en een paartje wintertalingen had hier een rustplek gevonden. Tussen de oude en nieuwe eilanden verkende een kluut de wateren. Laten we het als een belofte beschouwen en hopen dat veel trekkende en broedende vogels hier binnenkort een veilig en voedselrijk heenkomen vinden.


Geen opmerkingen: