donderdag 30 juli 2020

Grenzeloos fietsen en vlinderen in Twente

Vorig jaar hebben we een rondje gefietst ten noorden en westen van Losser.  Dit keer reden we van knooppunt 69 een stukje richting Gildehaus, vervolgens via 70 langs de bosrand van Forst Bentheim;  na punt 70 vonden we een smal bospad langs de Bardelsee (een zandwinningsmeer). In Nederland terug naar knooppunt 18 > 14 over de grensweg naar 05, de route langs de landsgrenzen volgend tot 52. Via Overdinkel en Losser weer noordwaarts.

Bospad langs Baggersee Bardel (rechts) - niet geschikt voor recreatie.


De Dinkel stroomt door het grensgebied van Duitsland en Nederland. Ze begint in Noordrijn-Westfalen
en mondt voorbij Ootmarsum uit in Die Vechte, die bij ons de Overijsselse Vecht wordt genoemd. Hier pikten we dus een klein stukje van de Duitse Dinkel mee. Op een bruggetje zagen we hoe ze zich door de landerijen slingerde. De zanderige oevers waren begroeid met een ruige ontoegankelijke vegetatie die insecten en vlinders aantrok. 


Wij volgden het landweggetje om een stukje verderop de Dinkel opnieuw te ontmoeten. We kwamen soms ook andere fietsers of wandelaars tegen en een enkele tractor, maar verder was het hier zo stil en rustig. Achter in het land scharrelden twee ooievaars rond en de vogels zongen in de bomen.



De grootste verrassing zat 'm evenwel voor de brug in de bloemrijke bermrand, die overging in een ruige weide:  het wemelde er van de vlinders. Witjes hadden de overhand en met name de klein geaderde witjes. Ze fladderden druk in het rond om een plekje op de lekkerste bloem te bemachtigen. Maar ook het groot koolwitje was van de partij (vooraan op de foto onder). Dagpauwogen in ruime mate, een enkele atalanta en gehakkelde aurelia hebben we gezien.





Van Limburg (juni dit jaar) tot in het oosten van het land heb ik dit jaar heel veel bruine zandoogjes gezien. Het is een heel algemene vlinder, maar voor mij (van de veen- en kleigronden in het westen) blijven ze toch een beetje bijzonder. 



Er waren ook heel veel dikkopjes, bovendien verschillende soorten. Ik kan ze niet allemaal herkennen, maar zie wel de verschillen. En als ze er dan even voor willen gaan zitten, gebruik ik obsidentify voor de identificatie. Boven (waarschijnlijk) het zwartspriet dikkopje, onder het grote dikkopje, waarvan er een zijn bloemetje trouwens deelt met een wants.


En zo waren er natuurlijk nog talrijke andere insecten zoals deze slanke smalboktor en een aantal witte reuzen (volucella), een nogal opvallende, grote zweefvlieg die me bovendien opviel omdat ik die nog nooit eerder heb waargenomen. 


Vanaf knooppunt 14 volgden we de Grensweg. Vlak voor de kruising met de Ravenhorsterweg werden we andermaal verrast door een bloeiende berm. Dit keer van heel andere aard met o.a. zandblauwtjes en anjertjes. Deze trokken ook weer een heel andere vlindersoort aan: de kleine vuurvlinder. 



We hebben een kijkje genomen in de vogelhut bij de Oelemars. Evenmin als vorig jaar bood dit natuurgebied op dit moment iets bijzonders. Of het moet de rups van de plakker zijn geweest, die Rob op de grond ontdekte. Ook leuk!



Achter de bomenrand tegenover de vogelhut bevinden zich korenvelden. De kruidenrijke randen lagen in de zon en ook hier troffen we weer vele insecten en ook vlinders aan zoals vuurvlindertjes en bruin zandoogje, maar ook een koevinkje en - klein maar fijn - een weegbreemotje.

De regen was voorspeld. Nog voor we de Drielandsweg bereikten barstte de bui los en hebben we even geschuild onder een paar grote bomen voordat we verder gingen. Dat gaf ons wel de kans om in alle rust niet alleen van de mooie (natte!) omgeving en de dreigende wolkenlucht te genieten, maar ook een wulp te zien landen in het weiland aan de overkant van de weg. Het is een vogel die ik niet direct hier had verwacht. Het klaarde al snel op zodat we onze weg vervolgden.



Een markant punt op onze fietstocht vormde de Drielandsteen bij Overdinkel. Deze grenspaal staat op het punt waar Nordrhein-Westfalen, Niedersachsen en landsgrens met Nederland samenkomen. De steen dateert uit 1659. De geschiedenis van de grenzen en de rol van de Dinkel vond ik heel aardig beschreven in de Canon van Nederland.



Overdinkel kwam op ons over als een rustig boerendorp. We zijn er zonder stop dwars doorheen gereden om ergens voor de noordelijke dorpsgrens weer de landweggetjes in te slaan en om Losser heen terug naar punt 68 en onze camping De Kunne. Het aardige van Overijssel - en ook in de omgeving van Voorst (Gld) hebben we dit vorig jaar gezien - is dat je regelmatig RUST punten tegenkomt. Soms is dat een  horeca gelegenheid, soms een bescheiden zelfbedieningsvoorziening bij een natuurwinkel of iets dergelijks. Soms is het echter ook een heel bescheiden zelfbedienings picknickpunt waar je tegen een (vrijwillige) bijdrage thee, koffie of een watertje kunt verkrijgen. Buurtbewoners zoals hier bij Wewwelstad verzorgen dit. Ook vlakbij onze camping is zo'n koffiepunt. Twentse gastvrijheid!






dinsdag 28 juli 2020

Bergje op, bergje af door het coulisselandschap van Twente


Er is een gevarieerd en uitstekend fiets- en wandelroute netwerk door het Twentse landschap. Wij zijn vooral op de fiets gestapt.
Het noordoostelijk deel van Twente dankt zijn glooiende heuvels aan de stuwwallen die in de voorlaatste ijstijd zijn gevormd. Het woord berg - de Hakenberg, de Paasberg, de Tankenberg - dat we hier en daar in de naamgeving tegenkomen lijkt wat overdreven maar soms is het best stevig trappen of een tandje extra bijzetten op de e-bike om boven te komen. En dan weer soepel naar beneden! In de beekdalen bij bronnen en beken vond je vroeger weidegronden en moerassig gebied. Op de hogere delen vinden we nog de akkerbouwgebieden van het oude landschap: de essen en kampen. Deze werden van oudsher gekenmerkt door kleinschaligheid. Houtwallen en bossages hielden de dieren in hun eigen weide en droegen bij aan de biodiversiteit. Dit was het afwisselende, kleinschalige, coulisselandschap, dat zo karakteristiek was en deels nog is voor Twente.


Maar ruilverkaveling in de tweede helft van de vorige eeuw heeft geleid tot grotere landbouwpercelen, verdwijnen van natuurlijke waterlopen en andere natuurelementen, een waterbeheer waarvan men nu weer terugkomt. Prikkeldraad maakte de bewerkelijke houtwallen overbodig en de grootschalige teelt van mais en raaigras van de laatste jaren gaf een extra zet aan de verschraling van het landschap en een flink stuk ecologische teloorgang. Om over de bestrijdingsmiddelen nog maar te zwijgen. 




Desondanks vinden wij als toerist nog steeds ruim voldoende om van te genieten  in dit fraaie landschap  met een afwisseling en intimiteit die wij in het weidse Noord-Holland niet zozeer kennen. Er blijft nog zoveel moois over, zowel wat betreft de natuur, maar ook aan cultureel erfgoed. Oude boerderijen en erven - soms nog zeer authentiek ogend, soms deels gemoderniseerd - en indrukwekkende landgoederen, kleine kapelletjes, landerijen en bospercelen. Bovendien zijn er vele initiatieven van zowel overheidsorganisaties (waterschappen bijv.) als particuliere (o.a. natuurmonumenten en Stichting Behoud Twents Landschap) tot het duurzaam behouden en herstellen van natuur en landschap.


Zo fietsten we vanaf het Lutterzand (62, 61) over de Lutterzandweg, via paddestoel 20637 en de Veldweg naar de Hakenberg, een prachtig landgoed. Vandaar via smalle bospaden naar knooppunt 60. De Hooge Lutte. We kwamen langs de Mariakapel (2003) aan de Paasbergweg. Er zijn veel van dit soort religieuze punten die getuigen van de katholieke achtergrond van Twente. We hebben meerdere bidkapelletjes gezien en ook het markante Landkruis aan de Mekkelhorsterstraat rijd je niet onopgemerkt voorbij.


De heuvel op, de heuvel af, de bossen in, kleine stroompjes, smalle bospaden. 



Knooppunt 73. Tankenbergweg.


De top van de Tankenberg - met 86 m boven NAP het hoogste punt van Overijssel - verraste ons met een geweldig uitzicht over het landgoed Egheria .   















Toppunt, iets boven de weg, staat een koepel op de plaats waar vroeger de tempel van de Germaanse godin Tanfana zou hebben gestaan.


Toen we de berg afreden zijn we het paadje rechtsaf ingereden om aan de voet van de Tankenberg nog even de omgeving in ons op te nemen. Het is er zo mooi. Heldere waterstroompjes en bronnen brengen een eigen dynamiek en flora en fauna met zich mee. De dennenbossen op de heuvel zijn door landgoedeigenaren geplant als productiebos en voor de jacht. Natuurmonumenten heeft dit gebied nu in beheer en verwijdert veel van de dennen om het eenvormige naaldbos weer om te vormen tot een gevarieerder bos met boomsoorten die hier van nature voorkomen zoals eik, beuk, berk, els en es. 



De naam Egheria verwijst naar de waternimf Egeria: op het landgoed onstspringen vijf beken. Maar de naam is in feite een samenvoeging van de namen van de kinderen van textielfabrikant H.E. ten Cate, de vorige eigenaar van het landgoed. 
Het zijn mede de landgoederen van de textielbaronnen die vorm en kleur geven aan deze regio. In de 19e eeuw kwam er een eind aan de toenmalige marken met hun gemeenschappelijke woeste gronden. Deze gronden werden verdeeld maar voor de onontgonnen heidevelden was geen bestemming. De textielfabrikanten die de nodige rijkdom hadden vergaard en hun geld wilden beleggen, konden voor weinig geld de woeste gronden kopen. Ze begonnen met de ontginning, plantten er snel groeiend naaldhout op (kap voor de mijnen in Limburg) en lieten op het hoogste punt een landhuis als buitenverblijf bouwen. Het is een boeiende geschiedenis van vroeger tot op heden. Aardige websites zijn o.a.: https://www.landgoedereninoverijssel.nl/textielbuitenplaatsen.html 

Mariakapel Tankenberg


Op deze tocht hadden wij nog een boodschap te doen in Oldenzaal, best een leuke plaats maar dat laat ik hier terzijde. 


Wij fietsten daarna in rechte lijn naar De Lutte en de camping terug, want er dreigde fikse regen en die kreeg ons toch nog te pakken voor we thuis waren. Gelukkig zijn er dan grote eiken om voor het ergste te schuilen en hadden we ook een paraplu bij ons!