zondag 27 september 2020

Fietsen in het Vechtdal: monumentale boerderijen, heidevelden en bospaadjes, stuwen en vistrappen

Woensdag 2 september, zonnig, ca. 22°. Onze fietstocht van deze dag (ca. 40 km) voerde door het Vechtdal naar Hardenberg en terug. Over de zandweg door het Beerzerzand naar de Beerzerweg > knooppunt 55 > 67 > 66  (de Distelbelt) > 57 > 58 > 64 > 63 (Rheeze) > 62 > 61 Hardenberg. Terug via 60 en dan over het fietspad door de bossen naar 59 > 58 > 57 - over de N36 naar 56 > 00 (Stegeren) > 54 > 53 (Junne) > camping.


Voor onze fietstochten geven we de voorkeur aan de vele vrij liggende fietspaden door bos en veld of smalle landwegen, maar over het fietspad langs de Beerzerweg maakten we kennis met een ander stukje cultuurlandschap en dat was ook leuk. Vooral het buurtschap Beerze vonden we bijzonder mooi. Beerze is een klein esdorp en je hoeft de weg niet te verlaten om verschillende van de oude hallenhuisboerderijen te zien, die kenmerkend zijn voor deze streek.  Het is niet zo'n grote stap terug in de tijd: de meeste van deze boerderijen zijn in de 19e eeuw gebouwd. Meestal waren het drieschepige boerderijen met een hoog, breed middengedeelte (met verdiepingen) en aan weerszijden twee lage, smalle schepen, waar het vee stond. In de lage zijgevels zaten gewoonlijk geen deuren. De achterzijde van de boerderij lag meestal aan de weg zodat de boerenwagens via de grote deuren rechtstreeks naar binnen konden rijden. In het Vechtdal liggen die "baanderdeuren" vaak wat terug in de gevel, waardoor een soort portaal ontstaat. Men noemt dit de onderschoer. Veel details over de culturele ontwikkeling in het Vechtdal door de eeuwen heen vond ik in het prachtige boek De cultuurhistorische atlas van de Vecht, integraal gepubliceerd via:


Eenvoud en functionaliteit voerden de boventoon, voor luxe was geen ruimte. Voor bouwmaterialen maakten de boeren gebruik van wat regionaal voorhanden was, zoals leem uit de omgeving - totdat in de loop van de 18e en 19e eeuw baksteen in zwang kwam. In Beerze gebruikte men als isolatie voor het bovenste deel roggestro; dat was goedkoper dan twijgen. Muren en daken konden in het voorjaar wel gaan uitlopen met roggeplantjes, als de boer de rogge niet goed gedorst had! De daken werden vooral gemaakt van riet dat langs de Vecht volop groeide. Bij sommige boerderijen zagen we nog de karakteristieke zwartgeteerde, gepotdekselde (elkaar overlappende planken) houten schuren. Op een hoogte waar de dieren er niet meer bij konden, gaat het hout vaak over in vlechtwerk van riet en roggestro, wederom omdat dat goedkoper was dan hout. Roggestro werd in elkaar gedraaid en met wilgentenen gebonden op een onderliggend raamwerk. Zo ontstond het mooie ruitpatroon.  Overigens hebben we dit strovlechtwerk ook wel buiten het Vechtdal in Twente en ook in Drenthe gezien. 






Voor wie belangstelling heeft in een wandeling met achtergrondinformatie langs verschillende boerderijen is deze zg. multicache van ca. 1,5 km (met prachtige tekeningen) bijzonder aardig. Wij vervolgden onze tocht op de fiets, eerst nog een stuk langs de weg tot punt 67. 



Vanaf uitkijkpunt de Distelbelt (66) kun je ver naar alle kanten over het Vechtdal uitzien. Een informatiepaneel vertelt iets over de bewoners van de dekzandruggen van de Mölnmarsch in de prehistorie. Een ander paneel geeft uitleg over het waterbeheer in onze tijd, waarin het water van de Vecht de ruimte krijgt om te meanderen. Een deel van het water wordt door een nevengeul door de polder geleid. Bij hoog water komt de polder onder water te staan. Er is een stuw voor de regeling van het waterpeil en er zijn vistrappen voor de vissen om gemalen en stuwen te passeren.

Voort gingen we met steeds de Vecht - op enige afstand - aan onze rechterkant. Het fietspad kwam bij Schalmmaat op de Marsweg naar de Rheezer Mars. Het woord mars betekent hier ongetwijfeld moeras, drasland. Bij 64 sloegen we even het paadje naar de rivier in en kwamen bij een steiger waar je de kano te water kunt laten. Het water was rimpelloos. Kano's kun je huren bij de uitspanning Sonnewende, evenals choppers (soort electrische fietsen of brede banden), tuktuks e.d. Wij hebben er een lekker kopje koffie met heerlijke streekkoek genoten en van een schoon toilet gebruik kunnen maken. Ook dat is luxe in deze coronatijd!




Evenals Beerze is Rheeze een esdorp met monumentale boerderijen. Speciaal voor Rheeze is de brink met verspreide boerderijen eromheen. De brink was vooral belangrijk voor het vee dat daar werd verzameld. Daarom staan de schuren met de achterkant naar de brink toe. Rheeze is een plaatje en wil het oude erfgoed beschermen zonder evenwel een museumdorp te worden. Door nieuwbouw in stijl te ontwikkelen wil men het karakter van het dorp behouden. Er zijn verblijfs- en horecagelegenheden, een wandel- en fietsknooppunt, maar tijdens ons rondje Rheeze was het er doodstil. 






Naarmate we Hardenberg naderden namen de toeristische voorzieningen merkbaar toe. Voorbij de Rheezer Maten fietsten we Hardenberg in. Het stadje ligt mooi aan de Vecht en in aantrekkelijke omgeving. Het centrum was levendig, maar wij hebben er alleen even van een heerlijk Italiaans ijsje genoten en - getipt door een local - bij een goede warme bakker lekkere krentenslofjes en vers brood gekocht. Even een stukje langs de N34 en toen konden we vanaf punt 60 ons hart weer ophalen in bos en heide.   




Door de bossen ten oosten en westen van de N36 was het weer heerlijk rustig fietsen en zo bereikten we bij Stegeren opnieuw het mooie Vechtdal en vervolgens de stuw bij Junne. Deze stuw bestaat dit jaar 100 jaar. Een leuk artikel over de geschiedenis van de stuw: https://www.vechtdalcentraal.nl/2020/07/de-stuw-in-junne-meer-dan-een-eeuw-oud/ vertelt ook iets over de brug die er niet altijd is geweest, zeker niet voor verkeer op wielen. Nu is er het nodige te doen om de plannen voor een nieuwe brug voor zwaarder verkeer. Hier komen de buurtbewoners tegen in het geweer. Persoonlijk zou ik het ook een aantasting van het fraaie landschap vinden om een grotere weg en brug aan te leggen.

In 2012 is bij de stuw een kronkelende nevengeul uitgegraven langs de Vecht en een nieuwe dijk aangelegd ten bate van een verbeterde doorstroming en de ontwikkeling van nieuwe natuur. Door het water slijten de buitenbochten in de geul uit , terwijl er zand in de binnenbochten wordt afgezet. De steile wanden van de buitenbochten bieden de ijsvogel en oeverzwaluw een broedplaats en de ontstane zandplaten trekken o.a. steltlopers aan. Voor de vissen is er een vistrap gemaakt om de stuw te passeren, voor kleine watervaartuigen is er een sluisje. Er zijn verschillende wandelroutes in het mooie natuurgebied rond de Junner stuw en in het Junner Koeland, o.a. het Pieterpad.




Het buurtschap Junne behoort vrijwel geheel tot het landgoed Junne, dat in de 18e eeuw is ontstaan. Het wordt nog steeds als landgoed beheerd en heeft waarschijnlijk daardoor zijn mooie landschappelijke karakter kunnen behouden. 






Over de Junner belten en door het Junnerveld fietsten wij terug naar onze camping. We konden terugkijken op een prachtige fietstocht door en rond het stroomgebied van de Vecht.

Geen opmerkingen: