zaterdag 3 oktober 2020

Fietstocht Gaasterland: van Wijckel naar het Oudemirdumer Klif - van monumentale boerderijen tot verse vlindertjes

Het was prachtig fietsweer om het landschap van Gaasterland te gaan verkennen. Zuidwest Fryslân behoort tot de twintig Nationale Landschappen die Nederland kent, omdat het een unieke combinatie is van agrarisch gebied, natuur en cultuurhistorie. Een mooi filmpje over de historische en huidige  landschappelijke ontwikkeling: https://youtu.be/6_YwMmebS3g. Toen we Wijckel over de Iwert achter ons lieten, vielen al snel de contrasten met onze vorige verblijfplaats in het Overijsselse Vechtdal op. Uitgestrekte landerijen, vooral graslanden zover het oog reikte en enorme boerderijen, die daar qua formaat bij hoorden. De oude boerderijen in Friesland zijn vooral stelpboerderijen (een soort langwerpige variant op de noordhollandse stolpboerderij) en kop-hals-rompboerderijen.  
Tot de 16e eeuw was het langhuis de gangbare boerderijvorm. De familie woonde met de dieren  in dezelfde ruimte, terwijl hooi en oogst buiten werden opgeslagen., zo lees ik op verschillende websites. Het doet me denken aan het boerderijmuseum van Jan van Lont in de Wieringermeer, hoewel dat niet helemaal (meer) opgaat. In ieder geval had men later behoefte aan meer woon- en werkruimte. Zo ontstonden de kop-hals-rompboerderijen, die uit verschillende delen bestaan, vooral op de rijkere Friese kleigronden. In de minder rijke delen werden de stelpboerderijen populair. Deze waren goedkoper, alle functies bevonden zich onder één dak. De verschillende ruimtes zijn aan de buitenkant alleen al aan de kleuren vaak te herkennen: het woonhuis met de zwart geglazuurde dakpannen en de stal met de goedkopere rode dakpannen; de rode (klei) bakstenen van het woonhuis en de uit de goedkopere friese geeltjes (kalk) opgetrokken stal. 



Inmiddels waren we de N359 overgestoken en in Sondel beland. Hier bereikten we de glooiïngen van Gaasterland. In Sondel staat een aantal monumentale boerderijen. Een statig huis torende uit boven de weg en trok onze aandacht. Hier is alleen de voorgevel gemetseld van rode baksteen. Mij viel de buiten het rechterhuisje uitstekende schoorsteen op. Ook dat deed me denken aan de boerderijen in de Wieringermeer, die bovendien eveneens dikwijls met de Friese geeltjes waren gebouwd. De streken lijken elkaar onmiskenbaar beïnvloed te hebben.



Sondel ligt op de zuidelijke zandrug van Gaasterland en is waarschijnlijk evenals andere dorpen rond 1300 ontstaan. Het kerkje op het hoger gelegen kerkhof is een zaalkerk, in 1870 gebouwd op  de fundamenten van een oudere kerk . 

Het uilenbord ("ûleboerd") op de boerderijen is niet alleen maar een versiersel, maar beschermt ook de uiteinden van de nok en houdt de regen tegen. In het midden zat gewoonlijk een gat waardoor uilen de schuur konden in- en uitvliegen. Uilen waren gewaardeerde muizenjagers. Tegenwoordig is het gat vaak dicht gemaakt. De knobbelzwanen zijn typisch Fries. De verticale balk heet de makelaar. In dit geval is deze vrij simpel, maar vaak kent ook de makelaar zijn eigen versierselen, die symbolisch zijn of een eigen verhaal vertellen over de bewoners. Twee aardige websites hierover: http://www.uilenborden.com/historie.html en speciaal voor Friesland: https://www.museum.frl/collectie/objecten/100002273/


Over fietspaadjes en smalle landwegen verlieten we Sondel om even aan de Bremer Wildernis te ruiken. Het is een van de bossen die Nieuw Amerika (de naam is groter dan het buurtschap zelf) omgeven. In een soort rondje kwamen we ook langs het Lycklamabos en kruisten we het St Odulphuspad (fietsknooppunt 74). Odulphus is in de 9e eeuw als rk geestelijke naar Friesland gestuurd (Stavoren) en heeft door zijn optreden in zuidwest Friesland veel volgelingen gekregen. De vele kloosters en uithoven die in zijn naam zijn opgericht zijn van grote invloed geweest op het in cultuur brengen van het Friese land. Vele kloostercomplexen zijn tijdens de Reformatie in de 16e eeuw verdwenen, maar dit alles is een inspiratiebron geworden voor deze mooie wandelsroute(s) door dit deel van de provincie. 




Van fietsknooppunt 74, 73, 75 naar 71. Nijemirdum ligt op de rand van een zandrug aan de oude landweg van Stavoren naar Sloten. Van het middeleeuwse dorp resteert nog een toren temidden van een iets hoger gelegen kerkhof. De gotische toren dateert van ongeveer 1370 en is rond 1500 nog eens verhoogd. De bijbehorende kerk is al aan het eind van de 18e eeuw verdwenen evenals veel andere bebouwing. Als je recht voor de toren staat, kijk je er door het venster boven de deur dwars doorheen. Naast het kerkhof is onder oude hoge bomen een fijn picknickplekje met uitzicht over de uitgestrekte laag gelegen landerijen.


We lieten de hogere zandruggen achter ons en reden over de Sânfaertsdyk door het vlakke land naar de dijk bij het IJsselmeer. In de verte zagen we de poldermolen 't Zwaantje te midden van een effen groen graslaken. Voor ons echter een afgeschermd gedeelte dat een proefvlak lijkt - misschien zien we hier ooit weer een gevarieerder weidelandschap terug?


Een tapuit op een paaltje en een torenvalk die een hek op de hoge dijk had uitgekozen als uitkijkpunt, maakten veel goed. Hoewel de valk onze aanwezigheid minder waardeerde, hij hield het voor gezien. Sorry.















Het Seedyk Kiekje is een toepasselijke naam voor dit platform, vanwaar je niet alleen ver over de polder uit kunt kijken, maar ook over het IJsselmeer. Een paar eilandjes en zandbanken voor het vasteland boden een rust- en fourageplaats aan honderden watervogels - ganzen, eenden, steltlopers, kieviten...... Te ver voor onze verrekijker en camera, maar er staat een vaste verrekijker. Het uitzichtpunt is een particulier initiatief van de naastgelegen boerderij, die zich ook landschapsbeheerder voelt en een brug wil slaan tussen boer, burger en natuur - aldus de informatie op de website.


Voorbij de boerderij in de bocht gingen wij voort over de Liemerige Wei richting het klif en zagen hoe het land weer meer reliëf kreeg. 



De Hege Gerzen bleek een strandpaviljoen en soort attractiepark, dat voor wie met een groepje of met kinderen is bij warm weer vast heel leuk kan zijn, maar nu was het er uitgestorven. Iets verderop bereikten wij het Oudermirdumer Klif. Het (voet)pad naar het klif ligt naast de oude (1755) boerderij, waar Minne Minnes de Vries woonde. Hij was de laatste visser die op dit klif woonde en op de toenmalige Zuiderzee viste. Het pad is naar hem genoemd. 


We kwamen hier in een uniek stukje Nederland: de kliffen van Gaasterland, waarvan het hoogste punt op 7.80m +NAP ligt met de Tuunwallen (ook op Texel en Wieringen). De túnwâllen zijn ontstaan in de tijd dat men schapen ging houden en behoefte had om de verschillende percelen af te scheiden. Bij gebrek aan geboomte (die konden niet tegen de zoute omstandigheden) en sloten gebruikte men bodemmateriaal dat afgegraven en opgestapeld werd. Door de verschillende grondsoorten ontwikkelde zich op de wallen in de loop van de tijd een gevarieerde plantengroei en kregen tal van dieren een kans. Oranje rozenbottels en rode meidoornstruiken kleurden het klif; duizendblad, geranium, grasklokje en tal van andere kruiden trokken vlinders en veel andere insecten. 




Op verhogingen in het water voor de kust verpoosden veel zwanen, ganzen, aalscholvers en andere watervogels. En op het klif veel vuurvlindertjes. En terwijl ik die probeerde te fotograferen, kroop als verrassing de rups van een wapendrager tevoorschijn.




Onze terugtocht voerde over het dorp Oudermirnum, waar we op het gezellige terras van Boschlust een pilsje gepakt hebben voordat we terugfietsten naar Wijckel. Daags daarna hebben we hier ook een keer gegeten in  het restaurant, prima verzorgd en tot ons grote genoegen. Maar een pilsje pakken op een zonnig terras was al zo'n feestje in corona-tijd!


2 opmerkingen:

Marja Lyklema zei

Leuk verslag!!

R&R.Reizen zei

Dank je. Volgende keer beter plannen en jullie ontmoeten!