In deze corona-lockdown-tijden wagen we ons zo nu en dan aan een zo verantwoord mogelijk uitstapje. Zo hebben we bijvoorbeeld twee keer eind maart en op 8 april vanuit huis de Ronde Hoep gefietst. Wat boffen we toch met dit jaargetijde: de route biedt geen variatie, maar de natuur wel en dat maakt van ieder tochtje weer een kleine belevenis. Maart was een zonnige en droge maand, maar het was nog fris en we moesten flink trappen tegen een veelal stevige wind in. Hier en daar manifesteerde zich een dun groen waasje in de bomen, stinsenplanten begonnen te bloeien, narcissen en dotters kleurden vrolijk geel en de lammetjes liepen al in de wei. De eerste keer hebben we alleen gefietst en niets bijzonders gezien, de tweede keer was het al warmer en hebben we een rondje Waverhoek gelopen.
Het land en de oevers hielden nog hun wintertint, zangvogels hoorden we nauwelijks en slechts een enkele vroege vlinder trotseerde de nog steeds stevige wind en warmde zich in de zon. Bij boerderij Bon zagen we een lammetje dat voorzichtig kennismaakte met een dode reiger in het gras.
Behalve de altijd aanwezige grauwe ganzen en in geringe mate verschillende soorten eenden waren er niet veel vogels. Een zevental kluten was druk aan het foerageren, er waren wat kieviten en we hoorden een enkele grutto. Bergeenden met hun mooie kleed en rode snavels zien we hier ook altijd wel. We lieten ons echter verrassen door een stel krooneenden, eveneens met opvallend rode snavels (de mannetjes), maar minder wit van kleur en kleiner, gewoon op eend-formaat. Een rietgors liet zich ver in het riet zien en horen, maar verder was het stil.
Het wordt weer vlindertijd, maar dat lijkt een trage start in windkracht 5. Een kleine vos ging zich echter in de luwte van de bosjes op het pad opwarmen. Hommels lieten zich niet door de wind weerhouden om de bloeiende wilgenkatjes te bezoeken. Toen we al terug naar de Waver trapten, ontdekten we een boomvalk; zelfs die had moeite om zijn balans te vinden in de wind.
8 april was de derde dag in deze jonge maand dat de warmterecords gebroken zouden worden met temperaturen van ruim boven de 20°. En wat een verschil met de voorgaande keren: in de rietkragen langs de Waver begroetten ons al de rietzangers luidkeels en ik meende zelfs een karekiet te horen. Op het dijkje bij boer Bon hebben we een tijdje gezeten om op ons gemak en lekker in het zonnetje van de drukte in de rietkragen te genieten. Op en neer - letterlijk - vlogen de rietzangers. Eerst klonk gekras uit de onderste rietlagen totdat een vogel omhoog kroop langs een stengel en luid zingend opvloog om iets verderop als een parachuutje weer in het riet te dalen en weg te duiken. Dit herhaalde zich eindeloos.
De wilgenboompjes stonden nu al echt in het groen en ook daar zagen we rietzangers, rietgorzen, maar ook een roodborsttapuit.
Grauwe ganzen, veel bergeenden, wintertalingen, weer een zevental kluten, een paar tureluurs en kieviten, en dit keer tientallen grutto's bevolkten de plas en de eilandjes. In de rietkragen begonnen jonge groene scheuten zich te manifesteren.
Toen we over het westelijke pad liepen, vlogen er twee lepelaars over en even later ontwaarden we een bruine kiekendief hoog in de lucht. Op het dijkje bij de Scheidingstocht bloeiden madeliefjes en dovenetel uitbundig. Koolzaad kleurde het land lentegeel. Vlinders als kleine vos, dagpauwoog en koolwitje lieten zich aan deze kant van het terrein regelmatig zien.
We hebben een heerlijke fiets- en wandeltocht gehad - door de week was het in die tijd nog heel rustig - en toen we terug in de Middelpolder de eerste ganzen met hun pulletjes zagen was ons lentegeluksgevoel compleet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten